De gemeente verleent kwijtschelding als de belastingschuldige onvoldoende vermogen en/of betalingscapaciteit heeft om de belastingaanslag geheel of gedeeltelijk te betalen. De Gemeentewet en de Uitvoeringsregeling Invorderingswet geven ruimte om een aantal beleidskeuzes te maken voor het voeren van een ruimer kwijtscheldingsbeleid. Een belastingplichtige komt in aanmerking voor kwijtschelding van de onroerende zaakbelastingen, rioolheffing en de afvalstoffenheffing. We hanteren als kwijtscheldingsnorm (de kosten van bestaan) de netto AOW-normbedragen in plaats van de bijstandsnorm uitkeringen. Daardoor komen belastingplichtigen eerder in aanmerking voor kwijtschelding. Ook merken we voor het bepalen van de betalingscapaciteit de te betalen kosten van kinderopvang aan als uitgaven.
De hoogte van het kwijt te schelden bedrag is stabiel en beweegt de laatste jaren binnen een bandbreedte van € 310.000 – € 350.000. Voor 2025 verwachten wij een bedrag van € 350.000 aan gemeentelijke heffingen kwijt te schelden. Een bedrag van € 320.000 rekenen we toe aan de afvalstoffen- en de rioolheffing. Het overige deel van € 30.000 heeft betrekking op de OZB.